De regen gutste naar beneden. Zijn haren kleefden aan zijn voorhoofd en zijn vodden, amper kleding te noemen, kleefden als bloedzuigers aan zijn huid. Alsmaar zwaarder wordende met iedere stap, met iedere seconde. Weemoedig had Nathaniël het voorgenomen zijn leven te beteren. Die laatste dronk van afgelopen week zou de laatste keer zijn dat hij ooit nog een keer wakker werd zonder zich de vorige avond te herinneren. Dit kon hij niet alleen, hiervoor had hij tucht nodig. Recht en regelmaat zouden vanaf dit moment zijn leven leiden. Discipline, iets wat hij altijd in anderen had bewonderd, dat zou hij vanaf nu zelf ook uit gaan dragen. Althans, mits hij geaccepteerd zou worden door de poortwachter van de Teutoonse Orde. Deze poortwachter was gruwelijk, had hij van horen zeggen. De horrorverhalen spookten door zijn hoofd, de Wachter zou verscheidene inadequate mensen hebben verslonden met huid en haar. Maar de angst voor zijn dronk dreef hem deze vrees onder ogen te zien.
Met iedere stap maakten zijn schoenen een geluid dat het meest te vergelijken valt met het afwezige geluid van een moeras dat langzaam een levend dier opslokt. Zo ook werden zijn schoenen opgeslokt door de drijfnatte modder voor de poort van de Teutoonse Orde. Die laatste paar meter waren het zwaarst voor Nathaniël, zijn hart klopte in zijn keel en zijn adem stond bijna stil. Stijf van de koude regen evenals de spanning strekte hij moeizaam zijn arm naar de poort en bonsde er drie maal tegen aan. Drie, is een speciaal getal dacht hij nog terwijl zijn gehavende stem zich deed klinken
Nathaniël meldt zich, om zich bij de Teutoonse Orde te voegen.