Otto was net in een klein dutje gevallen en genoot van de rust als deze plots verstoord werd.
Hij keek de vrouw aan die een buiging maakte en hoorde een hele woordenwaterval.
Gegroet heer. Mijn naam is Jellichje Elisabeth de Ligne, Bisschoppelijk kanselier, Diaken van Heusden, Burgemeester van Utrecht, Persevant in de Raad van Herauten, Paardentrainer in de Keizerlijke stallen en Dame van Zuidewijn. Oftewel: Jeltje. Ik kom voor de heer Lasse de Ligne. En ik zou ook graag heer Elequest en heer Kimahri ontmoeten.
Met een grondige blik bekeek ik de vrouw ...
Wilt u uw wapens die u bij zich zou dragen aan mij overhandigen vrouw jeltje.
Uw woorden maken me verward, bent u hier om lid te worden van de orde of voor een bezoek aan de drie heren?