Het diepe duister wordt nog meer duister. Bijna zo duister dat je het kunt voelen. Om Sonho heel heerst leegte, inmense leegte. Zo leeg moest het voor het ontstaan van de schepping geweest zijn.
Het onstaan van de schepping, wat had hij daar nu aan, als hij helemaal alleen in deze stille leegte was. Maar hij kon hij nu zijn, als er niets was? Als er niets was dan stilte en leegte, dan kon hij dat ook niet merken, toch?
Ineens besefte Sonho dat ondanks dat zijn hart niet meer klopte, en zijn adem niet meer blies, zijn geest nog aanwezig was, of in ieder geval zijn ziel.
En dan, ineens in de diepe duisternis, ontwaarde hij een miniscuul klein lichtpuntje.
Het was zo klein dat hij dacht dat hij het niet goed zag.
Maar het lichtpuntje vervulde hem met zoveel moed en blijdschap, dat hij een zucht van verlichting sloeg.
****Zucht****